Sint-Andries kwartier herleeft

4e wijk - Antwerpen

Kinder Murga

Teksten

MEZENVANGER

ZAKKENNAAISTER VAN DE HAVEN

KLERK VAN MINTJENS

DE LOTELING

 

MEZENVANGER
LOCATIE: KLOOSTERSTRAAT

De mezenvangers waren mannen die met een uil op stap gjngen om vogels te vangen. Ze droegen blauwe kielen en zwarte hoge hoeden en knoopten rode zakdoeken rond de hals.
Het was een onschuldig vermaak want de vogels die ze vingen werden weggeschonken aan vrienden en kennissen. Elke uil kreeg de naam van een grote beroemdheid, zoals Wellington of Napoleon.
In de maand oktober trokken de mannen op mezenvangst. Maanden van tevoren werd ergens een uil gevangen en in leven gehouden met muizen, die maar te pakken waren in vele woningen van de wijk. Toen de mezenvangers op stap gingen werd het dier in een stevige kooi opgesloten. Een mees werd in een rode zakdoek gebonden en in een kooitje boven de uilenkooi geplaatst. Alle
mezenvangers beschikten over een stok waaraan lijm was gestreken. Aan de boskant ergens buiten de stad werden de stokken geplant in de aarde. De uil liet zich dan horen en ook de lokmees begon te tsjilpen. Van overal kwamen vogeltjes om de uil te plagen. , maar ze raakten verstrikt in de lijm van de stokken en bleven eraan plakken. Als de mannen vonden dat ze genoeg vogels hadden gevangen werden de diertjes losgemaakt en werden de pootjes en de vleugels van de vogels gereinigd met zand.
Er waren verschillende verenigingen mezenvangers. In Sint-Andries waren ze eerst gevestigd in de Prekersstraat en later in het lokaal" De Lustige Vrienden" in de Kloosterstraat 114. De uitbaatster van de herberg heette Mieke Mertens, maar omdat ze een lelijk gezicht had werd ze in de wijk door de volksmensen "
Mottig Mieke "genoemd. De voorzitter van de mezenvangers in Sint-Andries was de heer Naessens die een schoenwinkel had in de Kloosterstraat.
Als een uil stierf werd het overlijden bekend gemaakt aan alle bevriende mezenvangersverenigingen. Men plaatste het dode dier tussen vier kaarsen en er werd een vriendenmaaltijd georganiseerd waarop een toespraak werd gehouden waarin men de overleden uil dankte voor de bewezen diensten.
Daarna werd het dode dier in een kooi meegedragen in een optocht tot aan de stadsgrens. De kinderen volgden de stoet een tijdje en keerden dan terug naar de wijk, want ze wisten dat de mezenvangers soms twee tot drie uur ver gingen en dan de hele dag wegbleven.
Wanneer de" uilemannen " 's avonds laat terugkeerden, schommelden ze in rijen
van zes van links naar rechts. Ze hielden elkaar met een hand vast aan de schouder en ze gooiden hun hoeden in de lucht.
Het mezenvangen werd afgeschaft toen de wet op de vogelbescherming van toepassing werd.


ZAKKENNAAISTER VAN DE HAVEN
LOCATIE: SINT-MICHIELSKAAI OF PLANTINKAAI OF SINT¬JANSVLIET

Nabij de Ankerrui konden vrouwen zich aanmelden om als zakkennaaister te werken. Daar wierf de baas van de Zuidnatie de jonge meisjes aan. Hij was
tevens de uitbater van het café op de hoek waar de dokwerkers na hun dagtaak bijeenkwamen.
De zakkennaaisters hadden een rode zakdoek op het hoofd om zich tegen het rondvliegend stof te beschermen. Een grote voorschoot van grauw linnen werd door een stuk dun koord. rond het lichaam gebonden. Daaraan bengelde dan een bosje koord en een zakmes.
Als zakkennaaister moest je de geladen zakken nakijken. Als er een gat in zat, moest je dat dichtnaaien en alle verloren lading in een nieuwe zak scheppen. Vaak was dat koffie of vismeel. De meeste zakkennaaisters waren jonge meisjes. Soms waren ze zelfs nog geen 18 jaar en mochten dan nog niet op de boten komen, maar de arbeiders lieten dat toch toe. Als er iemand van de vakbond in aantocht was, dan riepen ze dat ze zich moesten verstoppen. Als ze de zakken in het schip moesten herstellen, bonden ze ook ruw linnen rond hun benen als bescherming tegen de dikwijls schadelijke stoffen van de lading. De naalden waarmee ze naaiden moesten ze zelf betalen.
Er werden drie soorten naalden gebruikt: twee kromme en één rechte. De rechte naald werd gebruikt bij zakken kristalsuiker omdat het een fijnkorrelig product was. Bij elke steek werd de naald tussen hun lippen gestoken. Van dat werk hielden ze 's avonds dikwijls een paar gezwollen lippen over.
Er heerste een goede sfeer onder de zakkennaaisters. Soms haalde men wel eens grapjes uit. Zoals levende ratjes in de brooddozen stoppen. Gelukkig konden de meeste zakkennaaisters daarmee wel lachen.
Maar van de arbeiders moesten ze wel tegen een stootje kunnen. Vaak werden ze zelfs door hen geslagen. Het was een hard leven aan de waterkant. Een goede zakkennaaister herstelde tijdens één dag ongeveer 1500 zakken.
Nu zijn er geen zakkennaaisters meer. Toch werken er nog vrouwen aan de haven maar dan als fruitsorteerster of als chauffeur van een vorklift.
De schilder Eugeen Van Mieghem heeft de zakkennaaisters veel afgebeeld in zijn schilderijen en tekeningen. Er staat een beeld aan de Rijnkaai van de kunstenares Carla Kamphuis-Meijer dat een Antwerps havenmeisje voorstelt.


KLERK VAN MINTJENS
LOCATIE: coStA

Om de straten van de stad proper te houden had het stadsbestuur van Antwerpen
niet genoeg personeel. Daarom werd deze taak door een andere firma overgenomen. Dat heet "verpachten". De firma Mintjens werd hiervoor gevraagd. De volksmensen van Sint-Andries gaven deze dienst al gauw de bijnaam " de Pacht ". Een straat aan de Sint-Andriesplaats dankt trouwens haar naam aan dit feit : de Pachtstraat.
Mintjens had vooral veel vrouwen in dienst. Ze werden minder betaald dan mannen en zo kon deze firma meer winst maken. Deze dames waren voorzien van bezems waarmee ze sierlijke bewegingen maakten. In de vorm van een
komma veegden ze het vuil van de straat bijeen en om het stof uit hun bezem te
kloppen maakten ze een punt. Komma' s en punten worden in zinnen gebruikt.
De vrouwen waren dus eigenlijk schrijvers met hun bezems, vonden de
volksmensen van Sint-Andries en ze noemden ze al spottend " de Klerken van
Mintjens ". .
Op 1 juli 1862 besloot de stad een dienst op te richten aan de Prekersstraat.
Deze dienst werd " de Mestpacht "genoemd. De 40 paarden en 125 arbeiders stonden onder toezicht van de heer Van den Broeck. Om deze dienst uit te
breiden werden tussen 1863 en 1869 de huizen tussen Lange Vlierstraat, Lange Riddersstraat en Steenbergstraat afgebroken. Zo ontstond de Sint-Andriesplaats.
Van 1884 tot 1886 werden op de plaats waar het huis " Het Roosemarijnboomken " stond voor de arbeiders nieuwe lokalen gebouwd door architect Pieter Dens. De directeurswoning aan de Sint-Andriesplaats 23 kwam ook tot stand.
Vanaf 1912 werden geen vrouwen meer aangeworven om straatwerk te
verrichten. Maar in deze tijd zie je opnieuw vrouwen achter de vuilwagentjes
lopen in dienst van wat nu " Stadsreiniging" heet.



DE LOTELING
LOCATIE: POMPSTRAAT (GEBOORTEHUIS VAN CONSCIENCE)

 

Tot 1909 gebeurde het samenstellen van een leger soldaten door een loting. Alle 20jarige mannen moesten zich op een vastgestelde dag naar de Grote Markt aan het stadhuis begeven om deel te nemen aan de lottrekking.
Er waren verschillende mogelijkheden om geen soldaat te moeten zijn. Soldaat
zijn was in die tijd echter geen pretje, want de diensttijd was toen vijf jaar en je
bleef drie jaar opgeschreven als reserve.
Als men een nummer trok dat hoog genoeg was werd men er " uitgeloot" wat wil zeggen dat men niet opgeroepen werd omdat er genoeg soldaten waren. Men kon alleen maar hopen dat niet te veel soldaten ziek werden of een ongeval meemaakten zodat je niet als vervanger moest dienst doen. Men leefde eigenlijk
vier jaar in onzekerheid.
Indien men echter rijk was, kon men zich ook vrijkopen door een plaatsvervanger
te betalen. Soms liet men jongeren tekenen terwijl ze dronken waren. Een
regeling van plaatsvervanger werd altijd door een notaris schriftelijk bevestigd.
Het was een dure zaak. Men moest 800 frank betalen aan de plaatsvervanger, 53 frank voor het leger en 13 frank aan de notaris. Om een idee te hebben wat zo'n
bedrag betekent, volgen hier enkele prijzen van 1853 : 1 kg koffie 2 frank, 1 kg
rundsvlees 1 frank, 1 kg varkensvlees 0,50 frank, 1 kg boter 1,60 frank, 100 kg
aardappelen 8 frank, 1 paar klompen 0,45 frank.
Men moest ook geen soldaat worden wanneer je als zoon mee verantwoordelijk
was voor minderjarige kinderen.
Mensen met gebreken of met een te kleine gestalte werden ook niet opgeroepen.
Om soldaat te mogen zijn, moest men minstens 1,54 m groot zijn. .
De Vlaaamse schrijver Hendrik Conscience, die geboren werd in de Pompstraat, schreef een boek over de loting. Aan de gevel van zijn geboortehuis ( nu nr. 30 )
hangt een gedenksteen. Op het uitstalraam lees je nog de tekst" Hendrik
Conscience Stichting, die opgericht is in 1983 ter gelegenheid van de 100ste
verjaardag van zijn overlijden. Het boek" De Loteling" is ook verfilmd met in
de hoofdrol acteur Jan Decleir.


© 2007 Sint-Andries kwartier herleeft, last edit 05/24/2007