Sint-Andries kwartier herleeft

4e wijk - Antwerpen

Tentoonstelling Ridderstraat

 

U zult zich waarschijnlijk afvragen : Vanwaar komt de naam “ Riddersstraat “ ?
Volgens Thys bezat elke grote stad een straat met die naam. Vande Weghe is iets preciezer en verwijst in zijn “ Geschiedenis van de Antwerpse Straatnamen “ naar de geschiedenis van Nijmegen. Ik citeer : “ Misschien stond ook te Antwerpen in het verre verleden een ridderhuisvoor het herbergen van ridders
wanneer deze één of andere vorst wensten te ontmoeten die in het Prinsehof van de nabije Sint-Michielsabdij was gelogeerd “. Dat “ Prinsenhof “ gaf de “ Groten der Aarde “ onderdak. Enkele namen : Edward de III, koning van Engeland,Karel de Stoute, Isabella van Bourbon, Maria van Bourgondië, Filips de Schone en Albrecht en Isabella.
Oorspronkelijk was er te Antwerpen slechts één Riddersstraat. Ze bestond eerst als “ Ridder Steghe “ in 1374. De naam “ Ridderstraete “ kwam voor vanaf 1403. Op het einde van de 16de eeuw werd ze in twee verdeeld : een korte en een lange, met als grens het kruispunt Augustijnenstraat en de Munt. De oostzijde is gedeeltelijk gesloopt in 1865 voor de aanleg van de Sint-Andriesplaats.:
Aan de hoek van de Lange Riddersstraat en de Augustijnenstraat stond het fruitwinkeltje van leurster Maria Theresia Geley die de bijnaam kreeg “ Mie Citroen “.
De kunstenaar die zijn naam aan de Lange Riddersstraat koppelde was Karel Verlat ( 1824 - 1890 ). Hij bezat hier zijn atelier. Als centrale figuur op het schilderij “ Het volk van Antwerpen vernielt Alva’s beeld “ koos hij leurster Mie Citroen die niet ver moest lopen om te komen poseren want ook zij woonde in deze straat. Karel Verlat, mild en vrijgevig als geen ander, zat echter diep in de schuld, zodat zijn huisbaas hem in de La,nge Ridersstraat op straat dreigde te zetten. Verlat kon gelukkig op de hulp van het stadsbestuur rekenen, dat voor hem de huishuur van het atelier betaalde.
Mie Citroen was de moeder van Henricus van Aken, die in 1854 geboren werd in de Korte Riddersstraat nr.35 en die in 1866 nog een tijdje in de Lange Riddersstraat 48 gewoond heeft. Hij liep voorbij een huis in aanbouw en kreeg een klad kalk in zijn oog,waardoor hij een hersenletsel opdeed, wat hem de spotnaam “ Zotte Rik “ opleverde.
Op Lange Riddersstraat nr. 14 was de zijuitgang van de voormalige Munt waar munten werden geslagen. In maart 1977 werd deze uitgang afgebroken.
Het hoekhuis nr. 23 was het oud dodenhuisje van de Sint-Andrieskerk. Het heette sinds 1615 “ Salvator “. Later werd het een cafeetje.
Aan de westzijde lag niet ver van de Augustijnenstraat de vier huisjes tellende Moren- of Moorkensgang.
Charel De Kinder woonde in het huis nr. 32. Hij werd spottend “ de Maagd van Sint-Andries “ genoemd omdat hij steeds vrouwenondergoed droeg.
Op het nr. 57 bevond zich rond 1856 het Sint-Michielsgodshuis dat gesticht werd door jonkvrouw Anna Marcellis voor vijf behoeftige vrouwen. Het godshuis leende aan de heer van der Ast, eigenaar van de godshuisjes van de “ Maesganck” een aanzienlijk bedrag omdat hij volgens de wet op de brandveiligheid de houten voorgevels van de huisjes moest vervangen door stenen. Omdat hij geen geld wou lenen aan de bank en ook geen rente wilde betalen vroeg hij het geld aan het godshuis. Hij wist dat zij geen intrest mochten vragen. Omdat men het toch niet geheel gratis wilde lenen, vroeg men aan van der Ast een kip en een ei. Die moesten afgebeeld worden op een uithangbord aan de ingang van de Maesganck. In de gemeenteraad van 27 december 1880 werd de verkoop van het Sint-Michielsgodshuis aangekondigd. Het werd op 19 juli 1881 openbaar verkocht voor 15600 frank.
De school SILO 10 werd gebouwd in 1833 en is de derde stedelijke school van Antwerpen.
In het huis nr. 71 van de Lange Riddersstraat situeerde Willem Elsschot in zijn boek “ Het dwaallicht “ de woonplaats van de zakkennaaister Maria Van Dam.
Het pand nr. 79 heet “ Witten Griffoen “ en de gevelsteen geeft aan dat het huis dateert van 1515. De trapgevel werd gereconstrueerd in 1977. Links geeft een smalle deur toegang tot de Calloiesgang, een binnenplaats omgeven door witgeschilderde lijstgeveltjes. Er hangt nog een beglaasde kast met een Onze-Lieve-Vrouwbeeldje met kind en lichtarm uit 1854. Hier speelde het poppentheater “ De Poesje van Sint-Andries “ en verbleef Celina Hannes, een telegrambestelster die met een autoped de post bracht, wat haar de bijnaam
“ Mie Trottinet “ opleverde.
In de Korte Riddersstraat lag destijds aan de oostzijde een Potterijengang met 9 huisjes.en aan de westzijde stond het vijf huisjes tellende Verheydensgodshuis,
gesticht door jonker Jan van der Heyden, en een Kasseiersgang met 4 huisjes.
In het pand nr. 2 was vroeger het museum van havenschilder Eugeen Van Mieghem gevestigd. Nu kan je dit bezoeken in de Beatrijslaan op de Linkeroever.
In de huizen 5 tot 10 waren de lokalen van de Berchmanskring ondergebracht, het jongenspatronaat van de Sint-Andriesparochie.
Tussen de panden 8 en 12 stond de lagere hoofdschool voor meisjes die op 8 maart 1906 instortte. Deze ramp veroorzaakte 6 dodelijke slachtoffers, waaronder de 49jarige schildersgast Filip De Hondt uit de Korte Riddersstraat 4.
Op het nr. 15 staat nog de “ Steenen Poort “ uit 1603 waar sigarenmakerJef Diels woonde. Hij was de zoon van leurster Annemie.
De schilderachtige Maesganck op nr.23 werd gesticht door Antonius Geeraerts, koster van de kathedraal. De godshuisjes werden op initiatief van antiquair
Philippe Group grondig gerenoveerd.
Tot slot kan je aan de gevel van de Korte Riddersstraat 8 nu de stripmuur van Willy Vandersteen bewonderen met Suske, Wiske en Sus Antigoon.

 

 


© 2007 Sint-Andries kwartier herleeft, last edit 05/24/2007